corona

Mens staat voorop

Opa zit achter zijn aanleunhuisje op het bankje. De buitentemperatuur is nauwelijks te harden. We hadden een lange aanloop naar de zomer toe. Maar dan heb je ook wat.

Dan komt er ook nog bij dat, wanneer je een vraag hebt voor een Wmo-voorziening, de gemeente niet meer naar je toekomt. Het gesprek vindt niet meer bij je thuis plaats, maar in het gemeentehuis. Dat moet omdat we onze medewerkers moeten beschermen. Corona!! In plaats van aan de keukentafel wordt het een gesprek gehouden in een kale ambtenarenkamer. Met een cactus in de vensterbank.

Opa vraagt nu aandacht voor een ander probleem. Afgezien van de coronastilte heeft opa geen andere contacten. Zou de gemeente daar iets op weten?

De boodschappen bij Jumbo of Appie zijn de enige verbinding met de buitenwereld. Kleinkinderen zie je niet. Vanwege de coronarisico’s. Bij de gemeente hebben ze eigenlijk geen tijd voor je. De ambtenaren hebben het hartstikke druk met het maken van beleid. Opa heeft – als tachtigjarige – van de gemeente bericht gekregen dat een van de gemeentelijke medewerkers op bezoek zal komen om te inventariseren wat de behoeften zijn. Is dat een basis voor het nieuwe gemeentelijke beleid? Opa vraagt zich af wat de gemeente bedoelt.

Opa wil het niet hebben over de inhoud van het beleid van deze gemeente. Dat wordt nog onderzocht.Op papier klopt alles. We hebben het internationaal Verdrag voor de rechten van de mens met een beperking. De Nederlandse regering heeft dit Verdrag ondertekend. De Tweede Kamer was het er mee eens.  De gemeente moet zorgen dat de regels in dit Verdrag worden uitgevoerd. In al deze regels staat de mens voorop. Toch lukt het niet!! De ‘beperkte’ mens krijgt nog steeds niet de voorzieningen, die nodig zijn om als ‘normaal’ mens te functioneren. Het budget (lees: geld) is niet toereikend.

Waar is dat geld dan? Opa vraagt het zich af.