In een inclusieve samenleving kan iedereen meedoen en wordt niemand gediscrimineerd of uitgesloten. Voor mensen met een beperking betekent een inclusieve samenleving dat ze meedoen op voet van gelijkheid, dat ze regie hebben over hun eigen leven en dat ze toegang hebben tot dezelfde voorzieningen en diensten als mensen zonder beperking

VN-verdrag handicap

In juli 2016 heeft Nederland het VN-Verdrag rechten voor mensen met een handicap (verder: VN-Verdrag) geratificeerd. Doel van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van de mensenrechten van mensen met een beperking. Centrale begrippen in het verdrag zijn inclusie, persoonlijke autonomie en volledige participatie.
In het verdrag is aangegeven wat de overheid moet doen om ervoor te zorgen dat de positie van mensen met een beperking verbetert. Het VN-verdrag handicap versterkt de positie van mensen met een beperking. Het bepaalt onder andere dat zij recht hebben om zelfstandig te wonen, naar school te gaan, het openbaar vervoer te gebruiken of aan het werk te zijn. Net als ieder ander. De overheid (gemeente, provincie en rijk) moet zorgen dat dit wordt gerealiseerd.

Met de ratificatie van dit VN-Verdrag is aan de Jeugdwet, Wmo en Participatiewet de verplichting toegevoegd om in het periodiek plan op te nemen hoe de gemeenteraad uitvoering geeft aan het verdrag.

Het VN-Verdrag heeft als doel dat de wereld toegankelijk en inclusief wordt voor iedereen. De samenleving moet ervoor zorgen dat de achterstanden die mensen met een beperking ervaren om volwaardig mee te kunnen doen, worden weggenomen.

Het verdrag is een mensenrechtenverdrag: het beschrijft de rechten van mensen met een beperking of chronische ziekte op gelijke behandeling en participatie. Om deze (mensen)rechten te realiseren, is het belangrijk dat de toegankelijkheid van onderwijs, werk, wonen, omgeving, informatie, gebouwen, mobiliteit, passende zorg en ondersteuning, participatie en dienstverlening goed geregeld zijn.

Gemeente

Voor gemeenten betekent dit dat zij passende maatregelen moeten nemen zodat personen met een handicap zo zelfstandig en onafhankelijk mogelijk kunnen leven. Dus dat mensen met een beperking:

  • vrijelijk kunnen kiezen waar, met wie en hoe zij willen wonen en leven
  • de beschikking hebben over zorg en diensten die hen waar nodig ondersteunen bij het participeren in de samenleving
  • net als iedereen toegang hebben tot informatie, producten, openbare voorzieningen, maatschappelijke diensten, gebouwen en openbare ruimte

Niet alle voorzieningen in de gemeente hoeven direct toegankelijk te zijn: het gaat om een geleidelijke verbetering. Bij nieuw beleid moet u wel altijd direct rekening houden met de positie van mensen met een beperking. Het VN-Verdrag spreekt daarom bij de ontwikkeling van nieuwe producten of nieuw beleid ook over ‘design for all’. Wanneer je bij het ontwerpen van beleid direct uitgaat van ‘de toegang en bruikbaarheid voor iedereen’ in plaats van ‘toegang en bruikbaarheid voor de gemiddelde gebruiker’ sluit je niemand uit.

Wet Gelijke Behandeling

Beroep doen op de wet
Hoe kun je een beroep doen op de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte? Bekijk het filmpje Gewoon Gelijk of ga naar (Toch) ongelijk behandeld.

Verschillende terreinen
De Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte geldt voor de volgende terreinen:

  • goederen en diensten
  • onderwijs
  • werk
  • wonen
  • openbaar vervoer

Direct of indirect onderscheid

Het is verboden om (in)direct onderscheid te maken tussen mensen met en zonder een handicap. Direct onderscheid betekent rechtstreeks discrimineren. Bijvoorbeeld een werknemer niet aannemen omdat hij een beperking heeft. Indirect onderscheid is lastiger te herkennen. Een voorbeeld is als een bedrijf een verbod heeft om honden mee te nemen. Hierdoor is het werk niet meer toegankelijk voor werknemers die een assistentiehond nodig hebben in hun dagelijks bestaan.

Doeltreffende aanpassingen

Mensen met een beperking kunnen in veel gevallen vragen om een ‘doeltreffende aanpassing’. Dat is een aanpassing in een individueel geval. De vraag moet wel redelijk zijn. Bijvoorbeeld als de aanpassing veel geld of inzet vraagt. Of de aanpassing is onveilig en niet uit te voeren. Dan is de vraag om aanpassing mogelijk niet redelijk.

Is een verzoek voor een doeltreffende aanpassing geweigerd? En bent u het niet eens met de beslissing? Dan kunt u een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens. Op de website staat of u met uw klacht bij het College voor de Rechten van de Mens terecht kunt.